Time Window Festival – gezien op 14, 15 en 16 oktober 2016 te Rotterdam

Op de eerste verdieping van een kantoorpand in Rotterdam-Noord wordt een grootschalig opgezette voorstelling van drie dagen getoond. Een grote groep publiek, waarvan de helft steeds van samenstelling wisselt, beweegt zich door het festivalhart, door de kleine omgebouwde kantoorruimtes daar rondom, naar de kelder en om het gebouw heen. In deze festivalsetting wordt de relatie tussen kunstenaar en publiek onderzocht. Hierbij worden thema’s uitgewerkt als: rolverdeling, participatie, verwachtingen en vertrouwen.

Rolverdeling

Aan het begin van de openingsavond bestaat het publiek voornamelijk uit de kunstenaars die zelf werk tonen op het festival. Zij verzamelen zich in het festivalhart onder met kleurfilters beklede tl-balken en lijken te wachten tot er nieuw publiek bij komt. Het eerste onderdeel start niet voordat er meer onbekende gezichten zich bij het gezelschap gevoegd hebben. Op dat moment loopt het programma al bijna een uur uit.

Het daadwerkelijke publiek druppelt langzaam binnen via het trappenhuis van het kantoorgebouw. Op de eerste verdieping aangekomen blijft men even staan en kijkt ietwat verdwaasd om zich heen (ik zou dit inmiddels het clichébeeld van publiek bij locatietheater kunnen noemen).  De kunstenaars bewegen zich soepel over het festivalterrein, roepen naar elkaar dat ze ieders voorstelling niet willen missen; de bezoekers breken zich het hoofd over het blokkenschema en kunnen het toilet niet vinden.

Verwachtingen

Vanaf die eerste avond begint een spel van wederzijdse verwachtingen tussen kunstenaar en publiek. De kunstenaars gaan zelf achter de kassa of bar staan, kondigen elkaars acts aan door een microfoon en duiken op in het werk van een ander. De bezoekers reageren steeds opnieuw verbaasd als zij een gezicht op een andere plek zien opduiken.

Hoewel er rekening gehouden lijkt te zijn met het tegemoetkomen van de bezoekers (een lage entreeprijs, lage bierprijs en een aparte kinderprogrammering), blijken deze toch steeds andere verwachtingen van de kunstenaars te hebben dan gedacht. Vooral tijdens de kinderprogrammering arriveren bezoekers in de veronderstelling dat zij geen entree hoeven te betalen. Op de tweede middag zegt een man met een designrugzak dat hij geen vijfentwintig euro kan betalen voor hem en zijn vier kinderen. Omdat het theater voor kinderen was, ging hij ervan uit dat het gratis zou zijn.

Participatie

Niet alleen de kunstenaar wordt publiek, het publiek wordt hier ook kunstenaar. In de verschillende programmaonderdelen zien we een uiteenzetting van alle mogelijke vormen van publieksparticipatie. Van een vierde wand die doorbroken wordt tot een interactief kunstwerk, tot een uitnodiging om zelfs een bijdrage te leveren aan het werk. En de kunstenaars willen veel van de bezoekers. Men moet enquêtes invullen, verhalen vertellen, poseren voor een schilderij, meedansen in een dansvoorstelling, meekomen naar het dak of naar een andere locatie verderop in de straat. Er is één kunstenares die op de tweede dag een ‘knutseltafel’ inricht en haar expositie volledig door het publiek laat maken.

Hoewel geprobeerd wordt om de scheiding tussen kunstenaar en publiek te vervagen, blijft deze duidelijk zichtbaar tijdens de verschillende programmaonderdelen. Sommige bezoekers laten de klassieke ‘ik heb geen zin in participatie’-act zien. Bij het betreden van een ruimte blijft men zo ver mogelijk van de kunstenaar vandaan, als er geen tribune staat drukt men zich tegen de muur. Als een artiest vraagt of bezoekers op willen staan, blijft men stug zitten, en andersom. Op vragen wordt met tegenzin geantwoord. Naarmate het festival vordert, maar voornamelijk naarmate elke avond vordert, zijn de bezoekers iets meer bereid om mee te doen.

Vertrouwen

Opvallend is dat de bezoekers zich in een (vermeende) privésituatie minder terughoudend gedragen. In een één-op-één-voorstelling praten zij wél terug, in een dansvoorstelling met koptelefoons dansen zij enthousiaster mee, en nemen meteen de vrijheid om het festivalterrein te verkennen. De grenzen van het onderlinge vertrouwen worden opgezocht. Men is steeds meer bereid om mee te doen, maar vindt dan ook dat hij de regels van het participeren mag bepalen. Men gaat in een decor zitten want ‘er staat toch een tafel en stoelen’, bonst op de ramen bij een voorstelling die hij net gemist heeft, of trekt in een open atelier tentoongestelde kleding van rekken om een fotoshoot te houden.

Naarmate de bezoekers losser worden, worden de kunstenaars angstiger. Door een klein groepje verandert de gehele groep bezoekers in het soort publiek waarvoor ze ruimtes op slot moeten doen, moeten rondrennen met portofoons en beveiliging in moeten huren. Opnieuw blijken sommige wederzijdse verwachtingen niet helemaal waargemaakt te zijn.  Als op de laatste avond bij de afsluiting de bezoekers nagenoeg verdwenen zijn, halen de kunstenaars opgelucht adem en beginnen het laatste fust leeg te maken.