Recensie over het publiek bij Where Should We Begin door Building Conversation, gezien op 28, 29 mei en 4 juni 2020

Het publiek van Building Conversation komt regelmatig samen om te praten over hoe ze met elkaar praten. Daarbij laat het zich door een gespreksleider bijsturen, waarschijnlijk om te zorgen dat het niet te lang duurt, of zodat er niet teveel van de gekozen vorm of onderwerp afgeweken wordt. Sinds de lockdown worden de gesprekken op afstand gevoerd, via Zoom of telefonisch.

Ik heb alleen een reeks online groepsgesprekken bijgewoond. Een recensie schrijven over een telefoongesprek met één persoon voelde een beetje als het schenden van diens privacy (en ik heb een ontzettende bloedhekel aan bellen met onbekenden, maar dat terzijde). Hoewel (spoiler) de groepen over het algemeen wat terughoudend waren, hebben ze zich wel degelijk kwetsbaar opgesteld. In een kleine theaterzaal met een aan de kant geschoven tribune doen ze dat bij dit soort ‘performatieve conversaties’ natuurlijk ook, maar toch…

Het plan was om drie losse recensies te schrijven, maar het werd een analyse van een reeks gesprekken. Van hoe er met elkaar gepraat werd.

Screenshot door het gezelschap zelf, van een eerdere editie van Digital Silence.

Digital Silence – 28 mei 2020

Het publiek start met microfoons aan, maar blijft elkaar in stilte aanstaren totdat de gespreksleider begint. Als ze vraagt of haar uitleg van de spelregels helder was, wordt er geruisloos geknikt. Vervolgens schuift iedereen uit beeld en blijft er alleen een grid vol lege kamers over. De publieksleden hebben een uur om af te tasten wat het betekent om – online en offline – aanwezig te zijn. Sommigen blijven gewoon de hele tijd uit beeld, anderen gluren soms even om de hoek. Een aantal kiest ervoor om in beeld, maar op veilige afstand naar het Zoomgesprek te kijken.

Een uur lang blijft het doodstil, hoewel er niet gezegd is dat dat moet (even los van de titel van het gesprek). Ieder lijkt zich extreem bewust van de geluiden in de eigen kamer. Zodra mensen zelf per ongeluk een geluid produceren, of er klinkt iets buiten hun muren, krimpen ze een beetje in elkaar of proberen het snel op te lossen (soms op hilarisch luidruchtige wijze). Helaas: hun vakje is al geelomlijnd. Er wordt daarentegen niet gereageerd op de geluiden die anderen maken. Vaak als de gele lijnen verschijnen is er dan ook helemaal niets te horen.

Is dat dan aanwezig zijn: gehoord kunnen worden? Of je (pijnlijk) bewust zijn van je eigen aanwezigheid in de ogen/oren van anderen? Een beroemde filosoof omschreef dat bewustzijn ooit als de letterlijke hel, maar dit publiek beschrijft het in het nagesprek vooral als gezellig, of in hun eigen woorden: ‘warm’.

We komen er al pratend op uit dat het lijkt alsof we in dezelfde ruimte zitten: we hebben allemaal dezelfde witte muren en de ‘soundscape’ aan omgevingsgeluiden overstijgt de kaders op het scherm. Op zich geen bijzondere constateringen, totdat duidelijk wordt dat we in verschillende landen en zelfs op verschillende continenten zitten.

Het valt opnieuw stil terwijl iedereen die informatie op zich in laat werken.

Impossible Conversation on the Future – 29 mei 2020

De volgende avond om dezelfde tijd verzamelt er een nieuw, groter gezelschap op Zoom. Volgens de titel zouden we vanavond juist niet stil moeten zijn, maar desondanks blijven we elkaar opnieuw in stilte aanstaren tot de hosts iets zeggen. Ik probeer me voor te stellen hoe het zou zijn als we met zijn allen in een fysieke ruimte zouden verzamelen, een stoel in een kring moeten kiezen, stiekem rondspieden naar de anderen. Nu zit iedereen in zijn eentje naar een camera te glimlachen. Er vallen weinig kleine beslissingen te maken over je verhouding tot de groep. Of toch wel?

We splitsen op in twee groepen en in het kleinere gezelschap hangt er opnieuw die gespannen stilte terwijl het publiek wacht op nadere instructies. Iedereen mag voor zichzelf een persoonlijke ervaring opschrijven: een moment waarop je voelde dat je een toekomst had, of juist helemaal niet. De gespreksleider zegt dat we zelf mogen bepalen in welke volgorde we onze schrijfsels voorlezen. Wie begint?

Na een lange staarwedstrijd begint er iemand met voorlezen. Daarna is het weer even stil en begint de volgende, enzovoort. Iedereen praat in dezelfde cadans, op hetzelfde tempo. De stilte tussen de sprekers door duurt elke keer even lang, alsof niemand het ritme durft te doorbreken. Ook de verhalen lijken op elkaar: op één iemand na hebben we allemaal voor een positief verhaal gekozen.

Een aantal interventies om het nog een keer te proberen, nog iets nieuws te schrijven, helpen niet: de groep zit vast in hetzelfde stramien en niemand neemt het initiatief om iets anders te doen. Dezelfde stiltes, dezelfde voorleesstemmen, dezelfde verhalen. We proberen allemaal iets profound te zeggen, iets toe te voegen, soms een meta-opmerking over het hele gebeuren – maar nooit een kritische, niemand kleurt buiten de lijntjes. Of voelt niemand daar de behoefte toe? Gaat ‘verbinding’ hier boven alles, en staat dat gelijk aan uniformiteit? Of is het gewoon beleefdheid?

Watching Pixels – 4 juni 2020

Een week later lijkt het publiek zich te willen herpakken, maar dat lukt matig. We zijn deze keer met een klein groepje. Er verschijnen afbeeldingen van kunstwerken op het scherm en het publiek begint te omschrijven wat het ziet. De gespreksleider herhaalt en parafraseert wat iedereen zegt.

Het pijnlijke zelfbewustzijn treedt weer op, deze keer gericht op de woorden die men uitspreekt. Opnieuw valt een stilte na ‘Wie wil beginnen?’ en praat iedereen automatisch op dezelfde cadans. Er wordt voorzichtig geformuleerd, tijdens het spreken corrigeert men zichzelf, lijkt soms een beetje zelfcensuur toe te passen.

Vooral als het gaat om een interpretatie van gender of afkomst van afgebeelde personen, wordt er meer dan eens een uitspraak teruggenomen om te herformuleren. Niets duidt erop dat er na een ongelukkige woordkeuze echte ‘backlash’ zal komen, maar niemand waagt het. Het zelfbewustzijn lijkt almaar groter te worden doordat men de eigen woorden steeds op neutrale toon terug te horen krijgt.

Na een tijdje geeft men toe zich een beetje te schamen voor de eigen vooroordelen. De anderen knikken stilletjes en begrijpend.

Eindoordeel

Het is interessant om de groepsdynamiek-op-afstand te zien en te vergelijken. Dan weer zijn we stil omdat we allemaal denken dat de anderen willen dat we stil zijn, dan weer doemt er een olifant in de digitale kamer op. Ook online ontsnappen we niet aan de ongeschreven regels.

Na Digital Silence vielen de volgende gesprekken een beetje tegen. Het experimentele spelelement zorgde ervoor dat er een groepsgevoel ontstond, misschien juist omdat er niet vanaf het begin naar woorden gezocht hoefde te worden. Bij dit gesprek is ook de digitale vorm het meest van toegevoegde waarde (in een theaterzaal kun je je wel verstoppen, maar dat maakt het toch een ander spel). De andere twee gesprekken waren prettig om deel van uit te maken, maar door de terughoudendheid van het publiek blijf ik achter met het gevoel dat er veel meer gezegd en ‘verbonden’ had kunnen worden.

Dit publiek mag zichzelf wat meer uitdagen om te spelen, om te durven, om eens iets te proberen en gewoon te kijken wat er gebeurt. Dat maakt dit soort performances de moeite waard.