Het publiek van Snel, Goedkoop en Sexy betreedt de tent. Foto’s door Joost le Feber.

Snel, Goedkoop en Sexy door De Slechte Raadgever & Vaudeville door De Theatertroep, gezien op 2 augustus 2017 bij Theaterfestival De Parade Utrecht

Theatermakers zouden de spiegel van de maatschappij zijn, maar ze komen vaak minstens een half jaar later pas met hun scherpe observaties aankakken. Publiek, niet afhankelijk van subsidierondes, kan meteen een reactie op actuele discussies geven. Zo ook, verrassend genoeg, het Paradepubliek.

Ik breng dit jaar opnieuw een paar dagen door op het Utrechtse Paradeterrein, deze keer zonder de intentie om te recenseren. Het publiek lijkt in eerste instantie dan ook niet zo interessant om over te schrijven: ze drinken sangria, proberen overal korting te krijgen, zitten netjes op tribunes te luisteren en te lachen. Het bekende verhaal.

Na een paar dagen observeren en afluisteren begint het me te dagen dat dit publiek op heel subtiele wijze wél bezig is met een show, gewoon onder mijn neus. Iedereen lijkt normaal te doen, aan de massa is niet zo veel te merken, maar wie zijn oren spitst vangt signalen op. Een oudere dame roept tegen een kassamedewerker dat ze ‘een vent in een jurk’ ‘niet zo nodig’ vindt. Een voorstelling wordt ‘een beetje verpest’ door te openen met een beeld van twee zoenende vrouwen. Ik besluit om wat voorstellingen te bezoeken om er wat dieper in te duiken.

Snel, Goedkoop en Sexy

Het publiek van Snel, Goedkoop en Sexy door De Slechte Raadgever speelt met vraagstukken rondom representatie en lijkt kritiek te leveren op het idee van quota. Het gezelschap bestaat voor het grootste deel uit vrouwen, waarvan ik er minstens twee tegen hun respectievelijke vriendinnengroepjes hoor zeggen dat ze vrouwen ‘niet zo grappig’ vinden (om daar vervolgens heel hard om te lachen, maar dat terzijde).

Het publiek van Vaudeville moet wel lachen om de beer. Hij heet Alfonso.

Een vrouw ergens in het midden van de zaal heeft besloten zich niet langer bescheiden op te stellen en begint tijdens de show uitgebreid een zak worteltjes weg te knagen. Op het podium wordt direct en indirect gesproken over de invulling van ‘mannelijkheid’ en de verhouding van de vijf mannen op het podium daartoe (tot grote teleurstelling van de twee vriendinnengroepjes gaan ze niet naakt). Achterin de zaal zit een wat oudere, witte man die het schijnbaar moeilijk heeft met alle identiteitspraat. Hij gaat steeds breder zitten, hangt uiteindelijk met zijn hoofd in zijn handen tussen zijn benen. Andere mannelijke publieksleden maken vergelijkbare gebaren, alleen subtieler.

Vaudeville

Iets later, bij Vaudeville van De Theatertroep, voelt het publiek de behoefte om die ongemakkelijkheid van zich af te schudden. Een man achterin de zaal roept aan het begin van de voorstelling even ‘TRANSGENDERS’ om aan te geven dat hij totaal geen problemen heeft met zijn mannelijkheid. Niemand reageert. Wellicht laat dit publiek een wat progressiever geluid horen, maar er borrelt iets onder de oppervlakte. 

Aanvankelijk zien we opnieuw een normaal, oplettend theaterpubliek op de tribune zitten. Na een tijdje begint op te vallen dat tijdens dialogen bijna niet gelachen wordt, terwijl men plat ligt om stukken met slapstick-achtige humor. In principe is dat niets bijzonders: het is tenslotte laat op de avond, op de Parade. Toch lijkt de connectie met wíe er op het podium staat niet puur toevallig. De stukken slapstick worden uitgevoerd door mannelijke acteurs, de dialogen door vrouwen.

Het is me niet helemaal duidelijk wat de boodschap hier nu is. Levert dit publiek kritiek op een massa die ‘gewoon’ doet, die lichtgeraakt reageert bij een beetje ongemakkelijkheid – zelfs op een theaterfestival? Of is men het eens met dat wat getoond wordt: ‘dit is gewoon hoe het is’? We zullen het niet weten. Gelukkig schijnt de show in Amsterdam nog door te spelen tot het einde van de zomer.